Uitspraak in het Plat: /anføːy̯ɾɐ/
zelfstandig naamwoord
Afbreking: An·föh·rer
Pluralis: An­föh­rers m de An­föh­rer
[1]
geavanceerde woordenschat
Nedersaksisch:
Nederlands:
Engels:
Duits:

Etymologie:

Samengesteld woord gevormd door: an + föhren + -er