Flaggschipp in het Nedersaksisch

Uitspraak in het Plat: /flaɡʃɪp/

zelfstandig naamwoord

Afbreking: Flagg·schipp

Pluralis: Flaggscheep n dat Flaggschipp

[1]

geavanceerde woordenschat

nautiek

Nedersaksisch:

Schipp von ’n Böverst von en Flott

Nederlands:

vlaggenschip

Engels:

flagship

Duits:

Flaggschiff

Voorbeelden:

De Admiral müss dat op sien Flaggschipp afwohren, dat een Schipp na dat annere afbuddelt is.

afbeelding, dat de onderbetekenis illustreerd

Etymologie:

Samengesteld woord gevormd door: Flagg + Schipp

Plattmakers is een Nedersaksisch woordenboek dat ook vertalingen in verschillende talen biedt. Krijg meer informatie.