Uitspraak in het Plat: /zaxtmøːy̯dɪç/
bijvoegelijk naamwoord
Afbreking: sacht·mö·dig
sachtmodiger sachtmodigst
[1]
geavanceerde woordenschat
Voorbeelden:
Dat Peerd weer ganz sachtmödig.

Etymologie:

Samengesteld woord gevormd door: sacht + Moot + -ig