Arfdeel
in het Nedersaksisch
Nieuwe vertaling voorstellen
Uitspraak:
/ˈa͡ɐfˌdɛːl/
Audio
🔊︎
zelfstandig naamwoord
Afbreking:
Arf·deel
Plural:
Arfdelen
n
dat Arfdeel
[1]
kaart voordoen
geavanceerde woordenschat
actief
kaart voor onderbetekenis [1] van „Arfdeel”
bekend
onbekend
bekend in de dialect-groep
onbekend in de dialect-groep
onbepaald
Over de kaarten
Ost-Mecklenburg:
Carl Friedrich Müller:
Reuter-Lexikon.
pagina 7
Mittel-Küstenpommersch:
Robert Laude:
Hinterpommersches Wörterbuch des Persantegebiets.
Böhlau, Köln 1995, ISBN 3-412-05995-1, pagina 31
Nedersaksisch:
Andeel
an
en
Arv
Duits:
=
Erbteil
Etymologie:
Sett sik tohoop ut:
Arv
+
Deel
rijmwoorden
zoeken:
Taal anderen op:
Plattdüütsch
Deutsch
English
Taal blijvend aanderen