Uitspraak in het Plat: /fʊxtɪçkaɪ̯t/
zelfstandig naamwoord
Afbreking: Fuch·tig·keit
Niet gebruikt het pluralis f de Fuch­tig­keit
[1]
geavanceerde woordenschat
Nedersaksisch:
Nederlands:
Engels:
Duits:
Voorbeelden:
Wi hebbt Fuchtigkeit in’n Keller.

Etymologie:

Samengesteld woord gevormd door: fuchtig + -keit