bijvoegelijk naamwoord
Afbreking: un·nütt
unnütter unnüttst
[1]
geavanceerde woordenschat
Nedersaksisch:
Nederlands:
Engels:
Duits:
Voorbeelden:
Koop doch nich so veel unnütten Kraam!

Etymologie:

Samengesteld woord gevormd door: un- + nütt