Uitspraak in het Plat: /fastn̩tiːt/
zelfstandig naamwoord
Afbreking: Fas·ten·tiet
Pluralis: Fas­ten­tie­den f de Fas­ten­tiet
[1]
geavanceerde woordenschat
Nedersaksisch:
Nederlands:
Engels:
Duits:
Voorbeelden:

Etymologie:

Samengesteld woord gevormd door: fasten + Tiet