Uitspraak in het Plat: /tvɛɪ̯ʃn̩apəl/
zelfstandig naamwoord
Afbreking: Twee·schen·ap·pel
Pluralis: Twee­schen­äp­pel m de Twee­schen­ap­pel West-groep, Märkisch
Pluralis: Twee­schen­ap­pels m de Twee­schen­ap­pel Oostfaals
Pluralis: Twee­schen­ap­peln m de Twee­schen­ap­pel
[1]
perifere woordenschat

Etymologie:

Samengesteld woord gevormd door: Tweeschen + Appel