Uitspraak in het Plat: /spiːkɐ/ 🔊︎
zelfstandig naamwoord
Afbreking: Spie·ker
Pluralis: Spie­kers m de Spie­ker
[1]
geavanceerde woordenschat
Nedersaksisch:
Lagerruum
Nederlands:
Engels:
Duits:
Voorbeelden:
[2]
geavanceerde woordenschat
IT
Nederlands:
Engels:
Duits:
Voorbeelden:

Etymologie:

Woord afgeleid van: spiekern
Identieke woorden ››› Spieker ❔︎