Uitspraak in het Plat: /fɪksɪçkaɪ̯t/
zelfstandig naamwoord
Afbreking: Fixig·keit
Niet gebruikt het pluralis f de Fixig­keit
[1]
geavanceerde woordenschat
Nedersaksisch:
Engels:

Etymologie:

Samengesteld woord gevormd door: fix + -ig + -keit