Uitspraak in het Plat: /ʃɪpbɾɔu̯k/
zelfstandig naamwoord
Afbreking: Schipp·brook
Pluralis: Schipp­bröök m de Schipp­brook
[1]
geavanceerde woordenschat
Nedersaksisch:
dat Verunglücken von en Schipp
Nederlands:
Engels:
Duits:

Etymologie:

Woord afgeleid van: Schipp