Jansberen, f, biologisch soort
[1]
groen: wordt er gebruikt;
rood: wordt er niet gebruikt;
wit: geen informatie
34. Ollnborgsch
Artur vor Mohr: Vocalstand des oldenburgischen Niederdeutsch. Soltau, Nörden 1904, Sied 34
Betekenis:
biologisch soort
Etymologie:
samenstelt uit Jan + Beer