Uitspraak in het Plat: /zakdɔu̯k/
zelfstandig naamwoord
Afbreking: Sack·dook
Pluralis: Sack­dö­ker n dat Sack­dook
Pluralis: Sack­dö­ker m de Sack­dook Märkisch
Pluralis: Sack­döök m de Sack­dook Westfaals
[1]
perifere woordenschat
Nedersaksisch:
Nederlands:
Engels:
Duits:

Etymologie:

Samengesteld woord gevormd door: Sack + Dook