Uitspraak in het Plat: /ankɐflʊnk/
zelfstandig naamwoord
Afbreking: An·ker·flunk
Pluralis: An­ker­flun­ken m de An­ker­flunk Noord-Nedersaksisch
Pluralis: An­ker­flünk m de An­ker­flunk
[1]
perifere woordenschat
Nedersaksisch:
Siedendeel von en Anker
Nederlands:
Engels:
Duits:

Etymologie:

Samengesteld woord gevormd door: Anker + Flunk