Uitspraak in het Plat: /kakaʊ̯bɔu̯n/
zelfstandig naamwoord
Afbreking: Ka·kau·bohn
Pluralis: Ka­kau­boh­nen f de Ka­kau­bohn
[1]
perifere woordenschat
Nedersaksisch:
Frucht von’n Kakaoboom
Nederlands:
Engels:
Duits:

Etymologie:

Samengesteld woord gevormd door: Kakau + Bohn