Uitspraak in het Plat: /kɾuːplɔk/
zelfstandig naamwoord
Afbreking: Kruup·lock
Pluralis: Kruup­lö­cker n dat Kruup­lock
[1]
perifere woordenschat
Nedersaksisch:

Etymologie:

Samengesteld woord gevormd door: krupen + Lock