Uitspraak in het Plat: /haʊ̯spɾɪŋɐ/
zelfstandig naamwoord
Afbreking: Hau·sprin·ger
Pluralis: Hau­sprin­gers m de Hau­sprin­ger
[1]
perifere woordenschat
biologische species
Nedersaksisch:
Nederlands:
Engels:
Duits:
Voorbeelden:
Kiek! Dor hüppt en Hauspringer!

Etymologie:

Samengesteld woord gevormd door: Hau + springen + -er