Uitspraak in het Plat: /nɛdəɾlandʃ/
zelfstandig naamwoord
Afbreking: Ned·der·landsch
Niet gebruikt het pluralis n dat Ned­der­landsch
[1]
geavanceerde woordenschat
Nedersaksisch:
Spraak von Nedderland un Flandern
Nederlands:
Engels:
Voorbeelden:
Snackst du ok Nedderlandsch?

Etymologie:

Woord afgeleid van: nedderlandsch
Identieke woorden ››› nedderlandsch ❔︎