Uitspraak in het Plat: /ma͡ɐlslaç/
zelfstandig naamwoord
Afbreking: Marl·slag
Pluralis: Marl­slääg m de Marl­slag
[1]
perifere woordenschat
Nedersaksisch:
Nederlands:
Engels:
Duits:

Etymologie:

Samengesteld woord gevormd door: marlen + Slag