Uitspraak in het Plat: /snʊpdɔu̯k/
zelfstandig naamwoord
Afbreking: Snupp·dook
Pluralis: Snupp­dö­ker n dat Snupp­dook
Pluralis: Snupp­dö­ker m de Snupp­dook Märkisch
Pluralis: Snupp­döök m de Snupp­dook Westfaals
[1]
geavanceerde woordenschat
Nedersaksisch:
Nederlands:
Engels:
Duits:

Etymologie:

Woord afgeleid van: Dook