Uitspraak in het Plat: /ʊnʃʏlɪç/
bijvoegelijk naamwoord
Afbreking: un·schül·lig
unschülliger unschülligst
[1]
geavanceerde woordenschat
Nedersaksisch:
Nederlands:
Engels:
Duits:
Voorbeelden:
Ik bün unschüllig! Ik heff dat nich daan!

Etymologie:

Samengesteld woord gevormd door: un- + schüllig