Uitspraak in het Plat: /bʊthaɪ̯t/
zelfstandig naamwoord
Afbreking: Butt·heit
Pluralis: Butt­hei­den f de Butt­heit
[1]
perifere woordenschat
Nedersaksisch:
Nederlands:
Engels:
Duits:

Etymologie:

Samengesteld woord gevormd door: butt + -heit