Uitspraak in het Plat: /hantspɛɪ̯k/
zelfstandig naamwoord
Afbreking: Hand·speek
Pluralis: Hand­spe­ken f de Hand­speek
[1]
perifere woordenschat
Nedersaksisch:
Nederlands:
Engels:
Duits:

Etymologie:

Samengesteld woord gevormd door: Hand + Speek