Uitspraak in het Plat: /klɛɪ̯dn̩/
werkwoord
Afbreking: kle·den
[1]
geavanceerde woordenschat
sik ~
Nedersaksisch:
Nederlands:
Engels:
Duits:
[2]
perifere woordenschat
Nedersaksisch:
Engels:
Duits:
Voorbeelden:
De Hoot kleedt di goot.

Werkwoordvormen:

infinitief:
kle­den
voltooid deelwoord:
kleedt
ik
du
he/se/dat
wi
ji
se
tegenwoordig:
ik kleed
du kleedst
he/se/dat kleedt
wi kleedt
ji kleedt
se kleedt
verleden:
ik kleed
du kleedst
he/se/dat kleed
wi kle­den
ji kle­den
se kle­den
voltooid:
ik heff kleedt
du hest kleedt
he/se/dat hett kleedt
wi hebbt kleedt
ji hebbt kleedt
se hebbt kleedt
conjunctief:
ik kleed
du kleedst
he/se/dat kleed
wi kle­den
ji kle­den
se kle­den
imperatief:
kleed!
kleedt!

Etymologie:

Woord afgeleid van: Kleed