Uitspraak in het Plat: /ɾuːpm̩ʃiːtɐ/
zelfstandig naamwoord
Afbreking: Ru·pen·schie·ter
Pluralis: Ru­pen­schie­ters m de Ru­pen­schie­ter
[1]
perifere woordenschat
biologische species
Nedersaksisch:
Nederlands:
Engels:
Duits:
Voorbeelden:
Kiek maal den mojen Bottervagel! — En ollen Rupenschieter is dat!

Etymologie:

Samengesteld woord gevormd door: Ruup + Schieter