Uitspraak in het Plat: /mɪçəlsdaç/
zelfstandig naamwoord
Afbreking: Mi·chels·dag
Pluralis: Mi­chels­daag m de Mi­chels­dag
[1]
geavanceerde woordenschat
Nedersaksisch:
29. September
Engels:
Duits:

Etymologie:

Samengesteld woord gevormd door: Michel + Dag