Uitspraak in het Plat: /kɾɪstanɡəlbɔu̯m/
zelfstandig naamwoord
Afbreking: Kris·tan·gel·boom
Pluralis: Kris­tan­gel­bööm m de Kris­tan­gel­boom Westfaals, Noord-Nedersaksisch, Pommersch, Pruisisch
Pluralis: Kris­tan­gel­bo­men m de Kris­tan­gel­boom
[1]
perifere woordenschat
biologische species
Nedersaksisch:
Duits:

Etymologie:

Woord afgeleid van: Boom