Uitspraak in het Plat: /pɔtʃœtəl/
zelfstandig naamwoord
Afbreking: Pott·schöt·tel
Pluralis: Pott­schöt­teln f de Pott­schöt­tel
[1]
perifere woordenschat
Nedersaksisch:

Etymologie:

Samengesteld woord gevormd door: Pott + Schöttel