Uitspraak in het Plat: /hɔːzɪç/
bijvoegelijk naamwoord
Afbreking: ha·sig
hasiger hasigst
[1]
perifere woordenschat
Nedersaksisch:
banghaftig, mit week Gemööt
Duits:

Etymologie:

Samengesteld woord gevormd door: Haas + -ig