Uitspraak in het Plat: /kaɪ̯zəɾʃ/
zelfstandig naamwoord
Afbreking: Kai·sersch
Pluralis: Kai­se­rschen f de Kai­se­rsch
[1]
perifere woordenschat
Nedersaksisch:
Nederlands:
Engels:
Duits:
Voorbeelden:
Sisi weer von 1854 bet 1898 de Kaisersch von Ööstriek.

Etymologie:

Samengesteld woord gevormd door: Kaiser + -sch