Uitspraak in het Plat: /fɾɔu̯əndɔktəɾ/
zelfstandig naamwoord
Afbreking: Fro·en·dok·ter
Pluralis: Fro­en­dok­ters m de Fro­en­dok­ter
[1]
geavanceerde woordenschat
Nedersaksisch:
Nederlands:
Engels:
Duits:
Voorbeelden:
Ik heff toern Week en Termin bi’n Froendokter.

Etymologie:

Samengesteld woord gevormd door: Fro + Dokter