Uitspraak in het Plat: /dɔktəɾ/ 🔊︎
zelfstandig naamwoord
Afbreking: Dok·ter
Pluralis: Dok­ters m de Dok­ter
[1]
geavanceerde woordenschat
Nederlands:
Engels:
Duits:
Voorbeelden:
[2]
geavanceerde woordenschat
Nedersaksisch:
akadeemsch Graad
Nederlands:
Engels:
Duits:
Voorbeelden:

Etymologie:

Woord afgeleid van: -er