Uitspraak in het Plat: /biːpɔːl/
zelfstandig naamwoord
Afbreking: Bi·pahl
Pluralis: Bi­pähl m de Bi­pahl West-groep, Westfaals, Noord-Nedersaksisch, Märkisch
Pluralis: Bi­pahls m de Bi­pahl
Pluralis: Bi­pah­len m de Bi­pahl
[1]
perifere woordenschat
Nedersaksisch:
Duits:

Etymologie:

Samengesteld woord gevormd door: bi + Pahl