Uitspraak in het Plat: /bɔ͡ɐçfa͡ɐkn̩/
zelfstandig naamwoord
Afbreking: Borg·far·ken
Pluralis: Borg­far­ken n dat Borg­far­ken
[1]
perifere woordenschat
Nedersaksisch:
Farken
Nederlands:
Engels:
Duits:
Antoniemen:
Söögfarken

Etymologie:

Samengesteld woord gevormd door: Borg + Farken