Uitspraak in het Plat: /ɡɛsnʊkɐ/
zelfstandig naamwoord
Afbreking: Ge·snu·cker
Niet gebruikt het pluralis n dat Ge­snu­cker
[1]
perifere woordenschat
Nedersaksisch:
Nederlands:
Engels:
Duits:
Voorbeelden:
Ik heff dien Gesnucker höört! Wat is denn loos?

Etymologie:

Samengesteld woord gevormd door: ge- + snuckern