[1]
basiswoordenschat
Nedersaksisch:
Nederlands:
wat
Engels:
Duits:
was
Voorbeelden:
[2]
basiswoordenschat
Nederlands:
Engels:
what?
Duits:
Voorbeelden:
[3]
geavanceerde woordenschat
Nedersaksisch:
Partikel för de Identität von wat binnen en Utwahl
Nederlands:
Engels:
Duits:
Voorbeelden:
[4]
geavanceerde woordenschat
Nedersaksisch:
Nederlands:
wat
Engels:
how
Duits:
wie
Voorbeelden:
[5]
geavanceerde woordenschat
Nedersaksisch:
Nederlands:
Engels:
why
Duits:
Voorbeelden:
Identieke woorden ››› wat ❔︎ wat ❔︎