Uitspraak in het Plat: /fiːɡn̩bɔu̯m/
zelfstandig naamwoord
Afbreking: Fie·gen·boom
Pluralis: Fie­gen­bööm m de Fie­gen­boom Westfaals, Noord-Nedersaksisch, Pommersch, Pruisisch
Pluralis: Fie­gen­bo­men m de Fie­gen­boom
[1]
perifere woordenschat
biologische species
Nederlands:
Engels:
Duits:

Etymologie:

Samengesteld woord gevormd door: Fieg + Boom