Uitspraak in het Plat: /ɛːlɛktɾɪʃ/
bijvoegelijk naamwoord
Afbreking: e·lek·trisch
elektrischer elektrischst
[1]
geavanceerde woordenschat
Nedersaksisch:
mit Elektrizität bedreven
Nederlands:
Engels:
Duits:
Voorbeelden:
Ik raseer mi elektrisch.