Uitspraak in het Plat: /ɔːlha͡ɐk/
zelfstandig naamwoord
Afbreking: Aal·hark
Pluralis: Aal­har­ken f de Aal­hark
[1]
perifere woordenschat
Nedersaksisch:
Nederlands:
Engels:
Duits:

Etymologie:

Samengesteld woord gevormd door: Aal + Hark