bijvoegelijk naamwoord
Afbreking: scham·per
schamperer schamperst
[1]
geavanceerde woordenschat
Nedersaksisch:
arm
Duits:
Voorbeelden:
Siet he sien Job verloren hett, geiht em dat schamper.
[2]
perifere woordenschat
Nedersaksisch:
Duits: