Uitspraak in het Plat: /bəʃiːtɐ/
zelfstandig naamwoord
Afbreking: Be·schie·ter
Pluralis: Be­schie­ters m de Be­schie­ter
[1]
geavanceerde woordenschat
Nedersaksisch:
Nederlands:
Duits:

Etymologie:

Samengesteld woord gevormd door: beschieten + -er