Uitspraak in het Plat: /zuːbɔ͡ɐç/
zelfstandig naamwoord
Afbreking: Su·borg
Pluralis: Su­bor­gen m de Su­borg
[1]
geavanceerde woordenschat
Nedersaksisch:

Etymologie:

Samengesteld woord gevormd door: Su + Borg