zelfstandig naamwoord
Afbreking: In·drag
Pluralis: In­drääg m de In­drag Noord-Nedersaksisch
Pluralis: In­dra­gen m de In­drag
[1]
geavanceerde woordenschat
Nedersaksisch:
an en vörbestimmt Platz indragen Info
Nederlands:
Engels:
Duits:

Etymologie:

Samengesteld woord gevormd door: in + -drag