Uitspraak in het Plat: /tɾoːʃʏlɪç/
bijvoegelijk naamwoord
Afbreking: tro·schül·lig
truuwschülliger truuwschülligst
[1]
geavanceerde woordenschat
Nedersaksisch:
Nederlands:
Engels:
Duits:

Etymologie:

Samengesteld woord gevormd door: tro + schüllig