Uitspraak in het Plat: /bɪn̩diːk/
zelfstandig naamwoord
Afbreking: Bin·nen·diek
Pluralis: Bin­nen­die­ken m de Bin­nen­diek
[1]
geavanceerde woordenschat
Nedersaksisch:
Diek achter de Haupt-Dieklien
Duits:

Etymologie:

Samengesteld woord gevormd door: binnen + Diek