Uitspraak in het Plat: /afʃɾɪft/
zelfstandig naamwoord
Afbreking: Af·schrift
Pluralis: Af­schrif­ten f de Af­schrift
[1]
geavanceerde woordenschat
Nedersaksisch:
Nederlands:
Engels:
Duits:
Voorbeelden:
Ik heff von’n Verdrag ok noch en Afschrift.

Etymologie:

Samengesteld woord gevormd door: af + Schrift