Uitspraak in het Plat: /mʊntva͡ɐk/
zelfstandig naamwoord
Afbreking: Mund·wark
Pluralis: Mund­war­ken n dat Mund­wark
[1]
geavanceerde woordenschat
Nedersaksisch:
Duits:

Etymologie:

Samengesteld woord gevormd door: Mund + Wark