Uitspraak in het Plat: /zɛtbuː͡ɐ/
zelfstandig naamwoord
Afbreking: Sett·buur
Pluralis: Sett­buurn m de Sett­buur
[1]
perifere woordenschat
Nedersaksisch:
Buur, de en frömmen Hoff gegen Lohn bewirtschaft

Etymologie:

Samengesteld woord gevormd door: setten + Buur