Uitspraak in het Plat: /bʏltəɾɪç/
bijvoegelijk naamwoord
Afbreking: bül·te·rig
bülteriger bülterigst
[1]
perifere woordenschat
Nedersaksisch:
Duits:
Voorbeelden:
De Acker is ganz bülterig.

Etymologie:

Samengesteld woord gevormd door: Bült + -ig