zelfstandig naamwoord
Afbreking: Biet·tang
Pluralis: Biet­tan­gen f de Biet­tan­g
[1]
geavanceerde woordenschat
Nedersaksisch:
Nederlands:
Engels:
pincers Meer tonen
Duits:
Beißzange Meer tonen

Etymologie:

Samengesteld woord gevormd door: bieten + Tang